De staatssteun voor de cultuursector in het kader van de coronacrisis bedraagt in totaal zo’n 700 miljoen euro. Onder meer bedoeld om gemeenten te ondersteunen die verantwoordelijk zijn voor twee derde van alle subsidies aan cultuur en daarmee de lokale en regionale culturele infrastructuur overeind houden: openbare bibliotheken, muziekscholen, centra voor de kunsten, musea, monumenten, schouwburgen, concertzalen, vlakke vloer theaters, poppodia, filmhuizen, beeldende kunstinstellingen, amateurkunst, cultuureducatie en festivals.
Precies die instellingen die een controversiële korting boven het hoofd hangt van het college.
Naar aanleiding van de steunmaatregelen voor de cultuursector in Almelo heeft de PvdA-fractie richting college gestuurd:
- Op welke wijze en wanneer heeft het college steun aangevraagd in het kader van de hier genoemde steunmaatregelen? Is hierover gecommuniceerd met (o.a. input gevraagd bij) de lokale instellingen die het betreft?
- Heeft u inmiddels antwoord van het ministerie? Zo ja, hoeveel bedraagt de steun die het Rijk toezegt? Komt dit overeen met de aanvraag? Op welke wijze is of wordt die steun gedifferentieerd/geoormerkt naar de culturele instellingen?
- Kan de hier verkregen tijdelijke steun van invloed zijn op het verzachten (in tijd en/of omvang) van de korting op de subsidies die het college beoogt? Kunt u dat nader toelichten?